Hij weerstond de
tijdgeest, maar ook de slangenkuil van de Amsterdamse geneeskundige wereld in
de 17e eeuw. Hij legde zich toe op een nieuwe preparatietechniek van het
menselijke lichaam. Ook vatenstelsels werden door zijn nieuwe techniek goed
zichtbaar, waaronder de klapvliezen: de kleppen in de lymfevaten. Hij gaf hij
onderwijs aan chirurgijns (geneesheren) en vroedvrouwen; en hij was hoogleraar
anatomie en botanie. Zijn werkzame leven duurde maar liefst 65 jaar; Ruysch
werd dan ook 93 jaar oud. In alle opzichten een bijzondere persoon waar de
Ruyschstraat naar is vernoemd.
Frederik Ruysch |
De tijd van Frederik Ruysch (1638 - 1731) werd nog beheerst door opvattingen over de geneeskunde die eeuwen oud waren. Door nieuwe ontdekkingen over het functioneren van het lichaam werden die aloude geneeskundige opvattingen steeds minder houdbaar. Ze berustten dan ook zelden op bewezen feiten; het waren aannames die dicht bij verzinsel en fabels bleken te liggen. Zo werd de lever als de aanmaker van het bloed gezien. En werd er van uit gegaan dat het menselijk lichaam vochten produceerde die in evenwicht moesten zijn: bloed, slijm, gele gal en zwarte gal.
Preparatietechnieken
Frederik Ruysch was van de bewezen feiten
bij uitspraken over het functioneren van het lichaam. Hij ontwikkelde
preparatietechnieken van lichaamsdelen en vatenstelsels die in belangrijke mate
bijdroegen aan nieuwe kennis; technieken die hij overigens zeer zorgvuldig
geheim hield. Zo kon hij bijvoorbeeld het stelsel van lymfevaten zichtbaar maken
door het met beleid leeg laten lopen van een vatenstelsel en dat vervolgens
zeer behoedzaam inspuiten met een preparaat dat vooral uit warme was bestond. Ruysch
kom met deze techniek haarvaten tot in detail zichtbaar maken. Hij wist zijn
techniek zo te verfijnen dat het hem lukte aan te tonen dat lymfevaten ook
kleppen hadden, waardoor het vocht maar een kant op kon lopen. Deze
'klapvliezen in water- en melkvaten' waren nieuwe ontdekkingen die de aloude
geneeskundige opvattingen verder stevig aan het wankelen brachten. Een
ontdekking die overigens iets eerder gedaan werd door Jan Swammerdam, die door het
inspuiten van warme was de kleppen ook kon laten zien. (zie: De onverzettelijkheid van Jan Swammerdam ).
Anatomische lessen werden vaak
vastgelegd opeen
schilderij, waarbij de zogeheten overlieden
(bestuursleden) van het chirurgijngilde goed tot hun recht
moesten komen. Met instrument in de hand Frederik Ruysch
|
Door de preparatiemethode van Ruysch bleef
een vatenstelsel goed geconserveerd zodat het jaren als onderwijsobject dienst
kon doen. Voor die tijd konden vatenstelsels alleen getoond worden bij een anatomie
van een lichaam en dan nog was het erg moeilijk om bijvoorbeeld de bloedsomloop
te laten zien; dat moest zeer snel gebeuren omdat de vaten leegliepen. Overigens
duurden ontledingen niet langer dan drie dagen; dan was het lijk ernstig
vergaan. Anatomische lessen gingen met het uur steeds meer met ondraaglijke
stank gepaard.
Van apotheker tot hoogleraar
Ruysch doorliep een bijzondere carrière in
de wetenschap. Afkomstig uit een familie van generaties lang sterk verbonden te
zijn aan het ambtenarendom van de Republiek der Verenigde Nederlanden, koos hij
voor een andere richting: hij werd apotheker in Den Haag. Zijn echte interesse
ging echter uit naar de anatomie. Daarom ging hij geneeskunde studeren in
Leiden. In 1664 behaalde hij de dokterstitel in de geneeskunde. In 1666 werd
hij praelector (voorlezer) van de chirurgijns in Amsterdam. In 1668 volgde de
benoeming tot hoogleraar in de anatomie; een titel die hem werd verleend door
de stad Amsterdam. Hij was daardoor niet verbonden aan het Athenaeum Illustre,
de voorloper van de Universiteit van Amsterdam.
Ruysch voerde veel openbare anatomische
lessen uit, die tegen betaling konden worden bijgewoond. De belangstelling was
altijd groot; de opbrengst kwam het chirurgijngilde ten goede en niet aan
Ruysch zelf.
Kinderhoofd met muts om de
levensechtheid te benadrukken |
In dat zelfde jaar kreeg hij als stadsvroedmeester
van de stad Amsterdam de opdracht het onderwijs in de verloskunde te
reorganiseren. In 1685 werd Frederik Ruysch benoemd tot
hoogleraar botanie: dit keer wel verbonden aan het Athenaeum Illustre. In die
hoedanigheid kreeg hij veel te maken met de Hortus Botanicus. Behalve de
officiële functie als lijkschouwer van de stad, had hij ook nog een eigen
geneeskundige praktijk. Maar veel van zijn tijd ging zitten in het steeds maar
uitbreiden van zijn verzameling van anatomische preparaten. Ook hier perfectioneerde
hij de techniek van het conserveren. Na 34 jaar was naar zijn eigen mening de
preparatiemethode vervolmaakt; en dat terwijl al van het begin af aan zijn
verzameling zeer werd bewonderd omdat het tentoongestelde in stopflessen er zo
levensecht uit zag.
Entreegeld
Frederik Ruysch vroeg ook entreegeld voor
mensen die zijn verzameling wilden zien. Behalve geld leverde dat op dat meer
'gewone' mensen de verzameling konden zien. Collega's van Ruysch met vergelijkbare
verzamelingen lieten deze vooral zien aan beroemdheden of aan mensen met
aanbevelingsbrieven van hoogleraren of aan vooraanstaande politici uit binnen-
en buitenland.
Beroemdheden bezochten de verzameling van
Ruysch evengoed. Een van de belangrijkste was tsaar Peter de Grote. Twee keer
bezocht de tsaar Ruysch. In 1717 kocht Peter de Grote de hele verzameling,
inclusief het geheim van de preparatiemethode. Het bedrag dat er mee gemoeid
was, was enorm: 30.000 gulden; het jaarsalaris van een hoogleraar, een functie
die goed betaald werd, bedroeg in die tijd aan het Athenaeum Illustre 750 tot
1000 gulden per jaar; als prealector verdiende Ruysch nog eens 350 gulden per
jaar.
Een
chirurgijn aan het werk; een baard wordt geschoren |
Slangenkuil
Werken in de medische wereld van Amsterdam
in de 17e eeuw had veel weg van vertoeven in een slangenkuil. Ruysch werd door
het chirurgijngilde als een buitenstaander gezien; doktoren hadden zich niet te
bemoeien met het onderricht aan de chirurgijns, was de opvatting. De
chirurgijns hadden ook bezwaar tegen de benoeming van Ruysch tot
stadsvroedmeester. Die functie werd altijd bekleed door een chirurgijn. Het
botste vaak tussen Ruysch en het gilde.
In de geneeskundige hiërarchie stonden de
doktoren boven aan. Zij hadden een universitaire opleiding, maar bezaten geen
praktische vaardigheden. Deze hadden de chirurgijns nu juist wel. Zij
verzorgden wonden, deden aderlatingen en verrichtten operaties. De chirurgijns
hadden vaak een winkel waar ze hun praktijk uitoefenden, maar waar je ook je
haar kon laten knippen en je baard kon laten scheren. Onder aan de hiërarchie
stonden de apothekers die op last van de doktoren medicijnen maakten, die door
de chirurgijns werden toegediend.
Corruptie
Chirurgijns
hingen aan hun winkel deze rood - wit gestreepte koker. Menig kapper heeft dat nu nog aan de winkelgevel hangen. |
De overlieden (bestuursleden) van het
chirurgijngilde hielden zich meer bezig met het verdienen van geld dan het op
peil houden van het ambacht. Er was zelfs sprake van regelrechte corruptie, die
naar buiten kwam omdat de overlieden openlijk ruzie maakten wie het meeste geld
had weten op te strijken. Dat deden ze door veel geld te vragen aan leerlingen
die examen moesten doen en geld dat bestemd was voor chirurgijnweduwen zelf te
besteden, bijvoorbeeld aan schrans- en zuippartijen. Een deel van de
chirurgijns kwam in opstand tegen deze praktijken van de overlieden; en Ruysch stond
aan hun kant. Uiteindelijk liet het Amsterdamse stadsbestuur de misstanden onderzoeken.
Dat leidde tot een aantal maatregelen.
Examengelden werden aan banden gelegd en de weduwen kregen waar ze recht op
hadden: een toelage. En Ruysch mocht gaan controleren of de examens streng en
rechtvaardig, dus zonder steekpenningen, werden afgenomen.
Alle
ontleed- genees- en heelkundige werken van Frederik Ruysch; deze uitgave is van 1744. |
Baanbrekend
Hoewel Ruysch in zijn tijd tegen de
heersende opvattingen over de anatomie inging, hield hij zijn hele leven vast
aan zijn eigen waarheid. Hij was er van overtuigd dat met zijn nieuwe techniek
het ontleden van het lichaam optimaal kon gebeuren. Hij vond zijn techniek ook
beter dan anderen, zoals het gebruiken van een microscoop zoals Anthoni van
Leeuwenhoek deed.
Baanbrekend was het werk van Ruysch zeker.
De wereldvermaarde Leidse wetenschapper Herman Boerhaave ontwikkelde een nieuw fysiologisch
model voor zijn lessen aan de universiteit en maakte daarbij dankbaar gebruik
van de anatomische ontdekkingen van Ruysch. Niettemin had Boerhaave ook kritiek
op de methode van zijn vriend Ruysch. Boerhaave was van mening dat door de
preparatietechniek ook beschadigingen aan het vatenstelsel ontstonden. Daardoor
was er geen correct beeld hoe het er in het lichaam in werkelijkheid uitzag;
iets dat decennia later, met weer nieuw ontwikkelde technieken, ook het geval
bleek te zijn.
Roman over Frederik Ruysch
Het
leven van Frederik Ruysch was de inspiratiebron voor de roman Vingers van marsepein van
Rascha Peper. De roman wordt vanuit het perspectief van een nichtje van Ruysch
beschreven; een nichtje dat overigens nooit in werkelijkheid heeft bestaan.
Veel aspecten uit het leven van Ruysch passeren de revue: de geheime
preparatiemethode, de grote aanloop om de anatomische preparaten te bekijken en
het verdwijnen van de geprepareerde penis uit de collectie van Ruysch. De roman
speelt zich vooral af in het huis van Ruysch aan de Bloemgracht.
Ruysch, belast met de reorganisatie van het onderwijs aan vroedvrouwen, had duidelijke opvattingen over de kunde van de vroedvrouwen. Zijn gesprekken met de vroedvrouwen gaven hem inzicht in de vele vooroordelen die er bij hen heersten. Maar Ruysch had ook oog voor de grote druk waaronder de vroedvrouwen stonden van al diegenen die bij een bevalling aanwezig waren. Alles over Ruysch en vroedvrouwen in Onwetenheijdt-beuzelingen-en-dwalingen
Preparaten Ruysch nog steeds te zien
In
Sint Petersburgse Kunstkamera zijn de preparaten van Ruysch nog steeds te
bewonderen, al zijn niet alle preparaten bewaard gebleven. Alleen wat in vocht
was bewaard kon – na de val van de muur – gerestaureerd worden.
Bronnen
Luuc
Kooijmans, De doodskunstenaar. De
anatomische lessen van Frederik Ruysch. Bert Bakker Amsterdam 2004.
G.A. Lindeboom, Geschiedenis van de medische wetenschap in Nederland. Fibula-Van
Dishoeck, Haarlem 1981
R.B.M. Rigter, De nalatenschap van Fredrik Ruysch (1638-1731). Nederlands
Tijdschrift voor de Geneeskunde. 1995;139:1989-95
Luuc Kooijmans, De versierde anatomie. In: Laurens
de Rooy, Verzamelaars van vorm.
Vossiuspers UvA, 2009.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten