zondag 29 september 2013

DE ONVERZETTELIJKHEID VAN JAN SWAMMERDAM

We weten niet hoe hij er uit zag. Hij werd niet ouder dan 43 jaar en woonde bijna al die tijd bij zijn vader die hem ook onderhield; eigen inkomsten had hij zijn hele leven niet. Opgeleid tot arts oefende hij dat beroep nooit uit. Wat een vreemde gast was dat, zou je denken. Maar hij ging ook moedig tegen heersende opvattingen in. Was een volhouder, begenadigd anatoom van insecten. Hij was een echte wetenschappelijk onderzoeker in een tijd dat dat beroep nog niet bestond. Jan Swammerdam was zijn naam, waar niet alleen een straat, maar ook een wetenschappelijk instituut naar genoemd is. 

Titel blad van Swammerdams
Bybel der Natuure, verschenen in 1737, 

57 jaar na de dood van Swammerdam
Het had niet veel gescheeld of Jan Swammerdam (1637 – 1680) was in de vergetelheid geraakt. De vermaarde Leidse medicus Herman Boerhaave heeft er echter voor gezorgd dat de verdiensten van Swammerdam nog steeds bekend zijn. Dat deed hij door er voor te zorgen dat Swammerdam’s belangrijkste werk, Bybel der Natuure, of Historie der Insecten gepubliceerd werd. Die publicatie vond pas 57 jaar na Swammerdams dood plaats. Het boekwerk, rijk geïllustreerd, had Swammerdam nog net voor zijn dood af gekregen. Swammerdam had het manuscript meegegeven aan zijn Franse weldoener. Die verzaakte echter het werk te publiceren, dat ergens in Parijs verzeild raakte en overging in handen van verschillende eigenaren. Herman Boerhaave kwam dit werk van Swammerdam in 1727 op het spoor en kocht het voor 2000 gulden (toen een ruim jaarsalaris) en liet het in 1737 publiceren. Hierdoor kan Swammerdam nu gezien worden als de grondlegger van de entomologie, de studie van insecten. 

Swammerdams voorliefde voor insecten was in zijn tijd zeer opmerkelijk. Insecten werden algemeen als verachtelijke wezens gezien die spontaan ontstonden in modderpoelen of rottend vlees. Bloedeloose dierkens, werden ze genoemd. Swammerdam zette daar een andere opvatting tegenover. Alle dieren - vogels, zoogdieren en ook insecten - zorgen voor hun eigen voortplanting, zoals de mens dat ook doet. Ze komen allemaal voort uit eieren.
Evengoed was hij de ontdekker van veel zaken die als schokkend werden ervaren omdat ze het bestaande wereldbeeld omver kegelden. Op zijn conto is bijvoorbeeld te schrijven dat bij de vrouwelijke voorplanting een eitje te pas komt; tot dan werd gedacht dat de vrouw over zaad beschikte, zoals de man. De voorname rol van de bijenkoningin werd ook door hem voor het eerst beschreven; de bijenkoningin werd lang voor koning aangezien. Nauwgezet ontleedde hij een rups en toonde aan dat de vleugels van de vlinder al in de rups verscholen zit; er is dus geen sprake van metamorfose, de vlinder zit al in de rups. Hij ontdekte ook dat er kleppen zitten in de lymfevaten. Dat lukte hem door een nieuwe preparatietechniek toe te passen. Hij spoot warme was in het vatenstelsel van dode lichamen, dat daardoor in tact bleef en bij ontledingen veel zichtbaar maakte. Swammerdam wachtte lang met het publiceren van zijn bevindingen. Daardoor was zijn vriend en studiegenoot Frederik Ruysch hem voor, die ook met de eer ging strijken. Ruysch propageerde deze methode en werd er in heel Europa beroemd mee. Swammerdam vervolmaakte de microscoop, maar ook hier ging de publieke eer naar Anthoni van Leeuwenhoek, die veel handiger was in het verkopen van zichzelf en zijn uitvindingen.
Opmerkelijk is dat er van Jan Swammerdam geen enkel portret is gemaakt. In zijn tijd toch een gebruikelijke manier van vereeuwigen. Het kan bescheidenheid van Swammerdam geweest zijn of puur geldgebrek; evengoed is het mogelijk dat hij dit een frivoliteit vond en liever met de inhoud van zijn werk bezig was dan zijn persoon te promoten. Hoe dan ook, we weten niet hoe Jan Swammerdam er uit gezien heeft. 

De herdenkingsteen op het huis aan de
Oude Schans waar Swammerdam woonde.
Jan Swammerdam woonde zijn hele leven boven de apotheek van zijn vader aan de Oude Schans. Daar ging hij onverdroten door met zijn speurtocht naar onbekende feno- menen. Dwars tegen de heersende opvattingen in. Swammerdam nam wat als algemene vaststaand feit te boek stond, niet voetstoots aan. Pas als er onweerlegbaar bewijs was geleverd, was het een onomstotelijk feit. Het was een spannende tijd waar iedere nieuwe ontdekking door velen met argwaan en soms nauw verholen vijandigheid werd benaderd.
Het was niet alleen Swammerdam die zich hier in bekwaamde. Veel tijd- genoten, vaak vrienden van Swammerdam, huldigden dit uitgangspunt en hadden dezelfde gedrevenheid, zoals de Deen Niels Stensen, Amsterdammer Frederik Ruysch en Delftenaar Reinier de Graaf. Het tegen de stroom van bestaande denkbeelden in gaan vereiste ook lef, want wie tegen heersende opvattingen in gaat, kan moed niet ontzegd worden.

Reinier de Graaf
De speurders naar onbekende zaken bestreden elkaar ook. Wie zich de eerste ontdekker mocht noemen kon tot een heuse kwestie uitgroeien. Dat gebeurde met de geslachtelijke voortplanting van de vrouw (drager van een ei en niet van zaad). Swammerdam was er mee bezig en ook Reinier de Graaf  publiceerde er over. De kwestie tussen Swammerdam en De Graaf liep hoog op en zorgde ook voor een diepe vijandschap tussen beiden. Uiteindelijk werd de British Society als scheidsrechter aangeroepen om de rechthebbende ontdekker aan te wijzen. Op zich een opmerkelijk feit omdat De Republiek der Verenigde Nederlanden op dat moment, in 1672, met Engeland (en met Frankrijk) in oorlog was. De manuscripten en preparaten die als bewijsvoering moesten dienen, deden er lang over om Londen te bereiken; de Noordzee was een slagveld en de Fransen troepen waren enkele tientallen kilometers van Amsterdam verwijderd. In oktober 1673 deed het hooggeleerde gezelschap in Londen een uitspraak: het was niet mogelijk te bepalen wie het eerste de ontdekking gedaan had. De Graaf heeft deze uitslag niet meer kunnen zien; op 17 augustus van dat jaar was hij overleden.

Jan Swammerdam was een zeer religieus mens. Dat bracht hem vaak in een lastig parket als het om zijn eigen ontdekkingen ging. Was hij niet bezig het bestaan van God te ondergraven? Daar had hij zelf wel een antwoord op. Wat zijn ontdekkingen – en die van anderen – lieten zien was dat alles in de natuur door Gods hand een hoge mate van perfectie vertoont. Zelfs de nietige luis is een schepping van God. Hij prees zijn boekwerk waarin de luis minutieus ontleed werd aan met het predicaat dat ook hier de vinger van God te zien was.

Antoinette Bourignon.
Swammerdam ergerde zich 
aan haar gedrag en betweterigheid.
Lastiger voor Swammerdam was een ander dilemma: ging de vele tijd die hij stak in zijn wetenschappelijke werk niet ten koste van godsdienstige verplichtingen? Was hij niet te eenzijdig met werelds onderzoek bezig? In toenemende mate vond hij van wel. Swammerdam was zeer onder de indruk van de werken van Antoinette Bourignon, een protestantse sekteleidster uit Rijsel die zich in Duitsland gevestigd had. Swammerdam wilde zich aansluiten bij deze sekte en zijn wereldse levenswandel achter zich laten. Om aan Bourignon te laten zien dat het hem ernst was, vernietigde hij al zijn onderzoeksmateriaal over de zijderups. 

Vrienden van Swammerdam probeerden hem tevergeefs af te houden van een gang naar Bourignon. September 1675 zette hij daadwerkelijk deze stap en raakte al snel teleurgesteld. Bourignon zelf hield zich niet echt aan de strenge regels die ze de sekteleden oplegde. Ze bemoeide zich overal mee, maar etaleerde daarbij ongefundeerde meningen. Van medicijnen meende ze meer verstand te hebben dan de tot arts opgeleide Swammerdam. Krap een half jaar hield Swammerdam het vol. Hij vond nog steeds de geschriften van Bourignon waardevol, maar haar gedrag – zeer vaak in tegenspraak met wat ze op papier beweerde – kon zijn goedkeuring niet wegdragen. Hij vertrok weer naar Amsterdam, waar hij zijn wetenschappelijke werk voortzette. Binnen een paar jaar had Jan Swammerdam, net op tijd voor zijn dood, zijn belangrijkste werk af: Bybel der Natuure, of Historie der Insecten. 


Bronnen:
Luuc Kooijmans: Gevaarlijke kennis. Inzicht en angst in de dagen van Jan Swammerdam. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten 2007
Eric Jorink: Nederlandse geleerden en de wonderen van Gods schepping 1575 - 1715. Primavera Pers, Leiden 2006
NRC Handelsblad, Dirk van Delft: De vinger Gods zit in een luis. 1 februari 2008
Ons Amsterdam, Ulli Fischer: Jan Swammerdam tussen God en wetenschap, juni 2008
Historisch Nieuwsblad, Geertje Dekkers: Niet leunen op autoriteiten,  nr. 1/2008
H.L. Houtzager: Onder professoren in de 17e eeuw. De controverse tussen Jan Swammerdam en Reinier de Graaf. Medisch Contact, 25 september 1981



Het instituut genoemd naar Jan Swammer- dam heeft officieel het Swammerdam Institute voor Life Sciences (SILS). Het is een multidisciplinair biologisch onderzoeks- instituut, dat zich richt op moleculaire en celbiologie, microbiologie, plantkunde, fysiologie en neurobiologie. Doel van de onderzoeken aan het instituut is het functioneren te begrijpen van levende organismen, van de meest elementaire aspecten tot complexe fysiologische functies. Het instituut is onderdeel van de Universiteit van Amsterdam. De gebouwen zijn te vinden in het Science Park in de Amsterdamse Watergraafs- meer. Van 1961 tot 2004 was het Jan Swammerdam Instituut gevestigd in de 1e Constantijn Huygensstraat. Het gebouw – ondertussen gesloopt – heeft er even lang gestaan als dat Jan Swammerdam oud is geworden: 43 jaar.