De wat dubieuze persoon achter de Blasiusstraat
De ontdekking van de gang van de oorspeekselklier leidde in de 17e
eeuw tot een heftig dispuut wie zich de echte ontdekker ervan mocht noemen. Vast staat
dat het de Deense student Niels Stensen was, maar Gerard Blaes, stads- geneesheer van
Amsterdam, probeerde zich de ontdekking toe te eigenen. Wat bewoog Blaes, beter bekend onder zijn Latijnse naam
Blasius, waar de Blasiusstraat naar vernoemd is?
Gerard Blasius (1625 - 1692) was een zeer verdienstelijk
geneesheer en ook de eerste hoogleraar geneeskunde van het Athenaeum Illustre, de voorloper
van de Universiteit van Amsterdam. Zijn jeugd had Gerard Blasius grotendeels in Kopenhagen doorgebracht. Zijn vader was daar bouwkundige in dienst van de Deense koning Kristian IV. Zoon Gerard begon in Kopenhagen aan een
opleiding tot geneeskundige. In 1645 zette hij zijn studie voort in Leiden;
eerst in de filosofie, later in de geneeskunde. In Amsterdam werd hij
stadsgeneesheer en in 1659 hoogleraar in de geneeskunde. Hij was een
veelschrijver; hij publiceerde in totaal 30 boeken, waaronder enkele
inleidingen in de geneeskunde.
Gerard Blasius |
Op zoek naar roem bewandelde Blasius menigmaal vreemde wegen. Zo raakte hij in een heftige twist met Niels Stensen (1638 – 1686)
over de ont- dekking van een gang die van het oor naar de mond loopt, de gang van de oorspeekselklier. Stensen deed deze ontdekking bij het ontleden
van een schapenkop in het huis van Blasius. De jonge Deense student had begin
1660 bij Blasius in Amsterdam onderdak gevonden tijdens zijn studie
genees- kunde in Amsterdam.
Bij de ontleding van de
schapenkop zag Stensen een gangetje dat nog nooit eerder beschreven was. Hij
drukte een staafje in de gang en kwam bij de mondholte uit. Stensen liet zijn
ont- dekking aan Blasius zien, die eerst dacht dat Stensen het gangetje door te
hard duwen zelf geforceerd had. Daarna hield Blasius het er op dat het gangetje in deze schapenkop een afwijking moest zijn, door de speling van de natuur ontstaan.
De 22-jarige Deense student liet zich door Blasius niet van de wijs brengen en ging verder met zijn zoektocht. In het huis van Blasius ontleedde Stensen enkele
dagen later ook een hondenkop en stuitte op hetzelfde buisje in het hoofd. Dat leidde tot
de terecht aanname dat alle zoogdieren – en dus ook de mens – over een
dergelijk gangetje beschikken. Een paar maanden later werd dat inderdaad
bevestigd bij de ontleding van een menselijk lijk. Dat gebeurde in Leiden, waar
Stensen ondertussen was gaan studeren, omdat hij niet veel nieuws meer te leren had van Blasius.
Zijn Leidse hoogleraar Jan van Horne zag het belang van de
ontdekking van Stensen beter in dan Blasius. Hij demonstreerde publiekelijk het
bestaan van de klier en noemde dat de ductus
Stenonianus, de gang van Stensen.
Niels Stensen |
De roem van deze ontdekking wilde Blasius zich niet laten
ontgaan. Het was immers in zijn huis waar de ontdekking voor het eerst was
gedaan en Stensen was tenslotte zijn leerling. Blasius pre- senteerde de gang van de oorspeekselklier als
zijn eigen ontdekking, waarvan hij zei dat hij die ge- daan had in een kalfskop; en wel een jaar eerder dan de echte ontdekking door de Deense student. Blasius beschuldigde Stensen van diefstal en betichtte hem van “blunders, onbeschoftheid, ondankbaarheid,
onwaarachtigheid, oplichting en arrogantie”. Kwalificaties die vooral op Blasius zelf van toepassing waren: hij zag niet in
welke geweldige ontdekking Stensen gedaan had (blunder), eigende zich als nog de
ontdekking toe (onbeschoft en onwaarachtig) en beschuldigde Stensen van wat hij zelf deed (oplichting).
De twist over wie de echte ontdekker van de klier was duurde door toedoen van Blasius nog enkele jaren voort. Blasius liet een bevriende arts een brief opstellen waarin deze
Blasius aanwees als de echte ontdekker van wat hij het speekselkanaal van
Blasius noemde. Door deze opzet kon Blasius reageren op de brief, zodat hij als hoogleraar niet
rechtstreeks met de student Stensen in debat hoefde te gaan. Dat was beneden zijn waardigheid. Uiteindelijk
verscheen de brief en de reactie van Blasius daarop onder de
titel Salivalis Blasianus
(speekselklier van Blasius); het telt 61 pagina’s. In april het jaar daarop
reageerde Stensen weer in een brief, waarin hij aantoonde dat de beweringen van
Blasius over de anatomie van de kalfskop onjuist zijn. In 1664 dooft het dispuut
langzaam uit. En ook al blijft Blasius bij zijn standpunt dat hij de klier als
eerste heeft ontdekt, voor anderen staat vast dat deze ontdekking Niels Stensen
toe komt.
Stensen liet zich door het gekrakeel met Blasius niet van
zijn werk houden. In de jaren dat het dispuut aanhield, ontdekte Stensen het
stelsel van lymfe-klieren en ook de traanbuis. Uiteindelijk toont hij ook aan dat het hart een doodgewone spier is; een ontdekking die tot veel weerstand leidde. De roem van Stensen steeg almaar naar grotere hoogte, terwijl Blasius nog steeds zijn wetenschapsfraude met de oorspeekselklier trachtte te vervolmaken.
De Observationes Anatomicae uit 1667 |
Er zijn meer voorbeelden van gesjoemel door Blasius. In 1664 richten enkele vooraanstaande wetenschappers het Collegium Privatum Amstelodamense op. Hierin zaten naast Blasius, ook Jan Swammerdam (meer over deze laatste in een toekomstige blog). Idee achter het genootschap was elkaars onderzoek te be- spreken. Afspraak was dat de samenkomsten moesten leiden tot gezamenlijke publicaties. Deze verschenen ook onder de naam Obser- vationes anatomicae selectiones in 1667 en 1673. (Overigens uitgebracht door drukker Caspar Commelin, neef van Jan Commelin waar de Commelinstraat zijn naam aan te danken heeft.) In 1666 echter verschijnt onder de naam van Blasius een publicatie over het ruggenmerg. Zowel het onderzoek, de tekst als de illustratieve tekeningen waren van de hand van Swammerdam en waren besproken in het Collegium. Weer eigende Blasius zich het werk van een ander toe. De bekende Amsterdamse wetenschapper Frederik Ruysch wilde vanwege Blasius geen lid worden van het wetenschappelijk gezelschap. Ruysch vond dat Blasius "niet schroomde om met andermans veren te pronken."
De Blasiusstraat |
In de 17e eeuw, de tijd van Blasius, Stensen en Swammerdam, toen door de anatomie van mens en dier veel ontdekkingen werden gedaan, was
wel vaker niet goed te bepalen wie zich de eerste ontdekker mocht noemen. Maar Gerard Blasius kon op geen enkele ontdekking staat maken. Zijn optreden laat wel zien dat wetenschapsfraude geen verschijnsel
is dat alleen in de moderne tijd voorkomt. Voor de gemeenteraad van Amsterdam vormde Blasius' wat dubieuze reputatie in 1884 geen enkel beletsel de Blasiusstraat naar de Amsterdamse geneesheer te noemen.
Amsterdam kent geen straat vernoemd naar Niels Stensen. In Amsterdam zetelt wel al zo'n 50 jaar de Niels Stensen Stichting, in 2012 omgedoopt tot het Niels Stensen Fellowship. Deze organisatie kent beurzen toe aan jonge, recent gepromoveerde academici voor het opdoen van onderzoekservaring in het buitenland.
Bronnen:
Luuc Kooijmans: Gevaarlijke kennis. Inzicht en angst in de dagen van Jan Swammerdam. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten 2007
E.A. Baarsma, J.P. Koopmans: Schandaal in Holland. De onverkwikkelijke prioriteitstrijd tussen Gerard Blasius en Niels Stensen. Nederlands Tijdschrift voor Keel-Neus-Oogheelkunde. 2011. 17e jaargang, nr. 1
H.L. Houtzager: Niels Stensen en de Nederlanders. Medisch Contact, nr. 30, jaargang 41, 25 juli 1986
G.A. Lindeboom: Het Collegium privatum Amstelodamense (1664 - 1673). Nederlands Tijdschrift voor de Geneeskunde, 1975, nr. 32
www.nielsstensenfellowship.nl